Gisteren werd er weer wat geduwd en getrokken op de speelplaats die Twitter heet, naar aanleiding van de plannen van de VLHORA (de Vlaamse Hogescholenraad) en minister van Onderwijs Hilde Crevits om “maatschappelijk engagement” een verplicht onderdeel te maken van de lerarenopleiding aan de Vlaamse hogescholen. N-VA-parlementslid Koen Daniëls heeft daar bedenkingen bij, en die bedenkingen vallen volgens mij als volgt samen te vatten:

(1) Inhoudelijk – Liggen de prioriteiten in de lerarenopleiding niet elders? Moet er niet worden ingezet op vakinhoud, klasmanagement en vakdidactische aanpak? Of in de woorden van Daniëls: “Van elke toekomstige leraar een stuk maatschappelijk werker maken is toch niet de eerste prioriteit?”

(2) Principieel-terminologisch – Staan verplichting en engagement niet haaks op elkaar? “Leraar worden is al engagement. Verplicht engagement is rare combinatie”, stelt Daniëls in een tweet.

Onderwijsminister Crevits pareert dat eerste kritiekpunt van Daniëls door de engagementsverklaring van de hogescholen expliciet los te koppelen van de hervorming van de lerarenopleiding, waarin de aandacht voor vakinhoud, klasmanagement en vakdidactiek opnieuw wordt bekeken. Daarnaast verwijst Crevits ook naar het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA), dat is goedgekeurd door de Vlaamse regering. In dat VAPA wordt gesproken over “sociale stages”, waarbij toekomstige leerkrachten “in contact komen met welzijns- en onderwijsinitiatieven die gericht zijn naar mensen in armoede”.

Dat klinkt bijzonder waardevol, en het is maar de vraag of we daar dan maar tegen moeten zijn, omdat het niet in het regeerakkoord of de beleidsnota zelf staat. De boutade dat een leerkracht geen maatschappelijk werker is, snijdt geen hout: de VLHORA-tekst geeft nergens de indruk dat dat de bedoeling is. Wat staat er dan wel? In het “algemeen kader” (p. 1) van de platformtekst wordt gesteld:

Dit engagement verrijkt de leerervaring van de student in het omgaan met een meer diverse klas/samenleving, versterkt de toekomstige leraar in zijn burgerzin en versterkt ook de maatschappij.

Ik lees in de platformtekst overigens weinig tot niets dat momenteel niet al in heel veel lerarenopleidingen gebeurt: in een reactie van de Karel de Grote-Hogeschool wordt door Sofie Warnez (lector Nederlands) benadrukt dat het curriculum lager onderwijs nu al een “sociale stage” omvat, en dat de studenten al een aantal jaar een taalbad organiseren voor anderstalige kinderen met een migratieachtergrond. Niet om die leraren-in-opleiding meteen om te scholen tot maatschappelijk werkers, wél om hun blik op de wereld te verbreden. Dergelijke initiatieven leveren alleen maar voordelen op, aldus Warnez:

De voordelen voor de kinderen zijn duidelijk: een vakantieweek vol leuke activiteiten die taalactiverend zijn, en waarbij ze ook het lokale verenigingsleven leren kennen. Ook voor de studenten is dit een sterk concept. Studenten kleuter- en lager onderwijs werken samen, leren van elkaar, denken samen na over het stimuleren van taalontwikkeling bij meertalige kinderen, leren verantwoordelijkheid opnemen, communiceren dagelijks met meertalige ouders.

Zo kom ik trouwens naadloos bij dat tweede kritiekpunt van Daniëls: kun je engagement eigenlijk wel verplichten? Op Twitter heb ik vaak gelezen dat alleen al leerkracht (willen) worden een engagement op zich is. Dat klopt volgens mij volledig, en ik mag hopen dat alle aspirant-leerkrachten intrinsiek voldoende gemotiveerd zijn om na hun opleiding geëngageerd voor de klas te gaan staan. Als lerarenopleiding is het echter je taak om dat engagement ook mee te helpen invullen, en om studenten te laten zien op welke manier ze dat engagement vorm kunnen geven. “Sociale stages” en andere opdrachten lijken me daartoe een prima middel, en de intentie van de VLHORA en Hilde Crevits om die initiatieven te verankeren in de lerarenopleiding, versterken de kracht van die middelen alleen maar. Ik kan alleen maar hopen dat ook andere lerarenopleidingen mee op de kar springen. Uit mijn eigen lerarenopleiding, aan een centrum voor volwassenenonderwijs (cvo) in Gent, herinner ik me nog een opdracht waarbij we taalzwakke leerlingen in een Gentse secundaire school moesten begeleiden. Een bijzonder waardevolle opdracht, ware het niet dat we er maar twee keer één lesuur de tijd voor kregen. Stel je voor wat het rendement had kunnen zijn als de opleiding daar twintig uur voor had uitgetrokken!

Bovendien – en dat zal de heer Daniëls vast graag horen – heeft zo’n maatschappelijke stage wel degelijk een invloed op de punten die Daniëls wél prioritair aangepakt wil zien: vakkennis en -didactiek, en klasmanagement. Klasmanagement en vakdidactisch handelen leer je immers niet alleen in hoorcolleges of oefenlessen, zo zegt Sofie Warnez nog in haar reactie: “[E]en goed zicht op de doelgroep via een maatschappelijke stage is dan ook een grote meerwaarde die van aspirant-leraars geen maatschappelijk werkers maakt, wel degelijke en goed voorbereide leerkrachten die ook en vooral uit dit soort ervaringen putten om o.a. hun klasmanagement en vakdidactisch handelen te verfijnen”.

Even terug naar de Twitterspeelplaats nu, waar er intussen – zo gaat dat dan – stellig wordt beweerd dat er géén ruzie wordt gemaakt. Waar gaat het dan wel over? De rangschikking van de prioriteiten, blijkbaar: door al die onzin over maatschappelijk engagement ligt de focus niet meer op lesgeven!

Maar euh: die aandacht voor “maatschappelijk engagement” in de lerarenopleiding, dat is toch net bedoeld om die leraren-in-spe betere leerkrachten te maken? Die dus beter zullen lesgeven? Net zoals alle andere onderdelen van het curriculum daar ook op (zouden moeten) gericht zijn? Daar lijkt ‘m net de angel te zitten: die andere onderdelen, die worden blijkbaar belangrijker bevonden:

Bovenstaande tweet vind ik erg boeiend, omdat ongeveer het hele curriculum van de lerarenopleiding zo als “absolute prioriteit” wordt beschouwd. Het doet me denken aan wat een taalbeleidscoördinator uit Brugge me vertelde toen ik haar ging interviewen voor mijn doctoraat: “Op den duur hebben we zo veel prioriteiten, dat we niet meer van prioriteiten kunnen spreken”. De verzuchting lijkt me terecht, maar laat ook zien hoe alomvattend het lerarenberoep eigenlijk wel is, en hoe alle onderdelen van de opleiding belangrijk zijn: leerkrachten staan in het hart van de samenleving, en dragen daar actief toe bij. Dat ze in hun opleiding handvatten krijgen aangereikt om dat op een sociaal voelende en verantwoorde(lijke) manier te doen, kunnen we dan alleen maar toejuichen, toch?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s