Toeval of niet, maar gisteren was het thema ‘spelling’ zowel in de Vlaamse als in de Nederlandse pers nadrukkelijk aanwezig. In Vlaanderen was de aanleiding het BEL10-initiatief van de openbare radiozender Radio 1, waarin afgelopen maandag Onderwijs werd aangesneden – altijd goed voor een paar snedige oneliners en verhitte discussies. Het waren echter niet de radiogesprekken die de dag nadien de krant haalden, maar de reacties op het forum: onder de veelzeggende titel ‘Nederlan(d)(t)s’ haalde een anoniem en duidelijk gefrustreerde docent aan een Vlaamse hogeschool een waslijst van fout gespelde woorden en zinnen aan, naar eigen zeggen allemaal “uit één pagina van één examen bij één klas van 117 studenten”. In zijn (of haar) overzicht zijn er vooral heel wat dt-fouten terug te vinden – dankzij collega Dominiek Sandra (UA) weten we intussen al hoe dat komt – maar de lijst bevat ook andere taalfouten: spelfouten zoals gelijdelijk of breede, foute verwijswoorden (een proces die, een geheel die), foute voegwoorden (vragen als zij jullie kan brengen, vragen aan mama als je vier dagen naar Werchter mag) en missers die al een duidelijke indicatie geven van de regio van herkomst van de student in kwestie (Je mama geeft net een nieuwe auto gekocht). De anonieme reactie volstaat al om er een krantenartikel aan te wijden, dat de dag nadien paginagroot in de kranten Het Laatste Nieuws en De Morgen verschijnt. In beide gevallen staat een lijstje met de flagrantste voorbeelden prominent in beeld. Volgens de lesgever in kwestie is een van de grote oorzaken dat leerkrachten van niet-taalvakken geen punten meer mogen aftrekken voor taalfouten, waardoor leerlingen bij taken en examens geschiedenis of fysica niet meer op spelling hoeven te letten. Daarnaast hebben leerlingen volgens hem of haar (lastig, die anonimiteit!) ook geen liefde meer voor hun moedertaal, en leerkrachten krijgen dan ook de raad mee hun leerlingen beschaamd te laten zijn voor spelfouten: “Zorg ervoor dat ze trots zijn op een correcte spelling en beschaamd voor kromtaal, net zoals ze in de kleuterklas hebben geleerd beschaamd te zijn voor broekplassen”. Nou, die kan wel tellen.
In de krantenartikels worden er gelukkig ook taalkundigen aan het woord gelaten om een en ander te nuanceren. Zowel collega Pol Cuvelier (UA) als ikzelf benadrukken dat de huidige generaties studenten het niet plots pakken slechter doen dan vroeger: de democratisering van het hoger onderwijs heeft vooral tot een gewijzigde instroom geleid, en een groeiend aantal studenten heeft moeite met (academisch) taalgebruik. Sommige studenten kunnen moeilijk inschatten welk soort taalgebruik gepast is in welke situatie, mankeren de woordenschat om zich in elke situatie goed te kunnen uitdrukken, of hebben gewoon niet de juiste attitude: ze kúnnen dan wel goed Nederlands schrijven, maar ze doen te weinig moeite. Onlangs verscheen er trouwens nog een nota van de Taalunie (of juister: van de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren) waarin benadrukt wordt dat er ook aandacht voor taalvaardigheid moet zijn in het hoger onderwijs. In elk geval: de belangrijkste nuancering die taalkundigen in dit soort discussies kunnen (en moeten!) brengen is dat taal meer is dan spelling alleen.
Opvallend toch, hoe spelling zo’n belangrijke rol blijft spelen? Ook in Nederland was spelling begin deze week immers een hot topic in de pers, met de aankondiging van staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) dat spelling toch weer een rol van betekenis zou gaan spelen in het centrale eindexamen Nederlands voor het havo en het vwo. Eerder had Dekker beslist dat spelfouten in de antwoorden van leerlingen niet meer in rekening mochten worden gebracht, wat hem op een storm van kritiek kwam te staan. Kamerlid Jasper van Dijk (SP) surft nu handig mee op die golf van spellingverontwaardiging, door er parlementaire vragen over te stellen. Opvallend is de manier waarop Dekker zich tegen de kritiek verdedigt: naast de melding dat spelling wél wordt getoetst in het schoolexamen Nederlands, en dus wel degelijk wordt geëvalueerd, stelt hij ook dat het niet zo is dat spelling op dit moment geen rol speelt in de eindexamens. Als door idiomatische of grammaticale oneffenheden een antwoord minder juist of zelfs fout wordt, kunnen er punten worden afgetrokken, aldus Dekker. Nogal bizar, vindt ook Marc van Oostendorp in een column die vandaag op Neder-L verscheen:
Dat ‘idiomatische en grammaticale oneffenheden’ wel worden meegerekend, is dus een bewijs dat de spelling ertoe doet. De spelling kan zo ongeveer staan voor de hele schriftelijke taalvaardigheid – en je schriftelijk kunnen uitdrukken wordt op zijn beurt om de een of andere reden weer beschouwd als belangrijker dan kunnen lezen, laat staan kunnen spreken, laat al helemaal staan kunnen luisteren.
Waarom vinden we spelling dan toch zo belangrijk? Het antwoord ligt eigenlijk voor de hand: omdat het ongeveer het enige onderdeel van taalvaardigheid is dat zichtbaar en “objectief” is. Een woord is correct gespeld of niet, en dat zwart-witkarakter is vrij uniek als we het over taalvaardigheid hebben. Bij spreek- of luistervaardigheid ligt dat bijvoorbeeld al een stuk moeilijker, om maar één voorbeeld te geven. Kunnen spellen is een vorm van taalvaardigheid die erg makkelijk meetbaar is, ook voor wie geen taalkundige, taalbeheerser of leraar is. Wie een paar gedrochten van dt-fouten ziet – de anonieme docent vermeldt bijvoorbeeld stondt of hanteerdt – kan dan zonder veel scrupules het woord “taalverloedering” van stal halen.
Geef een reactie