Tussen oktober 2012 en februari 2014 heb ik meer dan 80 gesprekken gehad met leerkrachten uit het basis- en secundair onderwijs. Ze kwamen uit allerlei verschillende Vlaamse regio’s, gaven verschillende vakken en hadden verschillende visies op de gespreksthema’s die ik aanreikte – allemaal rond de vraag wat voor taalgebruik er gesproken/verwacht wordt in en rond het klaslokaal. Geweldig boeiend en verrijkend, al die gesprekken, maar het leverde me ruim 50 uur materiaal op. De gesprekken zijn intussen bijna allemaal getranscribeerd, en ik probeer al volop verbanden te leggen en key topics te zoeken. Soms zie je dan als onderzoeker door de bomen even het bos niet meer, maar bij het uittikken van een van m’n laatste gesprekken met een Hasseltse leerkracht Latijn (een interview dat afklokte op een kloeke 66 minuten) kwam er op mijn standaardvraagje Wat voor taalgebruik verwácht u van de leerlingen? een uitgebreid en beredeneerd antwoord dat een mooie staalkaart biedt van de (doorgaans fragmentarischere) antwoorden die de meeste leerkrachten op die vraag geven. Ik geef het hieronder even mee, al was het maar zodat u zou zien dat ook leerkrachten die voor zichzelf toegeven dat ze niet altijd Algemeen Nederlands spreken, evengoed een weldoordachte visie op taalgebruik in een klascontext kunnen hebben.

((zucht)) .. mm ((zucht)) mm nee echt Algemeen Nederlands verwacht ik niet van de leerlingen ik denk in de eerste plaats omdat ik mezelf ervan bewust ben dat ‘k dat zelf niet spreek .. euhm . wat ik vooral van m’n leerlingen verwacht is dat ze aangepast taalgebruik euh hanteren daar bedoel ik mee het stijlreg(*a) allez hoe moet ‘k zeggen het euh . ja het stijlregister of het taalregister ik verwacht dat ik mij . dat ik in de taal . respectvol word behandeld door mijn leerlingen . omdat ik hen zelf ook respectvol behandel euh in mijn taalgebruik .. Algemeen Nederlands denk ik dat een . ja misschien een brug te ver is . euhm maar ik vind wel dat ze een euh .. ja dat ze hun taal zo goed mogelijk moeten verzorgen euhm … ja ik denk dat dat eigenlijk een euh .. ja ik . als ik dat zo mag noemen het Verkavelingsvlaams ik weet niet of dat dat nog euh . mja . euhm . we begrijpen elkaar heel goed euh .. ik denk dat dat . een euh . ne goeie norm is als ik dat zo mag zeggen voor ons . allez . ik weet het soms niet goed ik sta daar soms over in twijfel ik weet dat ‘k als leraar euh een voorbeeldfunctie heb wat taalgebruik betreft ook en dat ik dus eigenlijk zou moéten letten op mijn taal ik vind het euhm . moet ‘k zeggen soms wat geforceerd van mezelf om euh .. om écht daar euh . te zorgen dat ik woord na woord Algemeen Nederlands spreek euhm . dat lukt mij niet goed . euhm .. dat geeft . geen naturel vind ik ik kan mezelf niet heel goed zijn in de les en ik verwa(*a) . ik ho euh . ik verwacht dus ook niet van de leerlingen dat zij dat voor mij doen . ik vind ook laat ze zichzelf zijn zolang dat ze zich bewust zijn dat ze met ne leerkracht te maken hebben dat ze dus een klein beetje op hun taal moeten letten .. en dat ze bepaalde woorden liever niet tegen mij gebruiken en die ze onder vrienden wel gebruiken .. euhm . dus verzorgd . maar daarvoor geen AN .

Merk op: (*a) = afbreking van een woord / . of .. geven korte of langere pauzes aan / deleties van de eind-t (nie voor niet) en de begin-h (oor voor hoor) zijn achterwege gelaten, ten behoeve van de leesbaarheid.

Het bovenstaande fragment laat een aantal interessante aspecten zien van de verwachtingen die leerkrachten hebben ten aanzien van leerlingen:

  • Algemeen Nederlands hoeft niet, omdat de leerkracht het naar eigen zeggen zelf niet spreekt (=> veronderstelt een soort ‘doorsijpelingseffect’ van leerkracht naar leerling)
  • Dat impliceert echter niet dat er geen verschil hoeft te zijn tussen school- en thuistaal: de leerkracht wil een aangepast taalgebruik, waarbij ‘aangepast’ vooral op ‘beleefdheid’ en ‘respect’ blijkt te slaan, en op ‘verzorgd’ taalgebruik – maar dus niet op AN, want dat is ‘een brug te ver’, zo blijkt.
  • Dat aangepaste taalgebruik wordt als Verkavelingsvlaams benoemd, en aangezien dat Verkavelingsvlaams verstaanbaar is (‘we begrijpen elkaar heel goed’), is dat ‘ne goeie norm’.

De leerkracht werkt zo het spanningsveld tussen standaardtaal/Algemeen Nederlands en tussentaal/dialect grotendeels weg, maar blijkt er zich toch terdege van bewust te zijn. Hij kent de verwachtingspatronen zeer goed (dat blijkt trouwens voor zowat alle leerkrachten het geval te zijn), en geeft aan dat hij daardoor vaak ‘in twijfel staat’: zijn voorbeeldfunctie vereist dat hij ‘op zijn taal moet letten’. Daarmee komt het spanningsveld toch bovendrijven.

Daar wordt het in de interviews vaak erg interessant: leerkrachten geven over ’t algemeen aan dat Algemeen Nederlands belangrijk is, maar hanteren verschillende strategieën om te verklaren waarom ze het – in de meeste gevallen – dan toch niet spreken (of er zelfs niet naar streven). Voor de leerkracht in het bovenstaande fragment is dat omdat Algemeen Nederlands te geforceerd is, en het naturel mist; voor anderen is Algemeen Nederlands te formeel, of wordt de norm verbreed tot alles wat geen dialect is.

Wat moet het dan wel zijn? Een vorm van taalgebruik die…

  • enerzijds verschilt van het taalgebruik dat leerlingen buiten de les hanteren (vnl. qua woordenschat, maar ook qua constructies, volledigheid van zinnen,…), en dat dus ‘verzorgd’ is en laat zien dat leerlingen ‘hun best doen’
  • anderzijds toelaat dat leerlingen ‘zichzelf zijn’, dat er een zo natuurlijk mogelijke band is tussen leerkracht en leerlingen (weliswaar rekening houdend met een hiërarchisch verschil!), dus niet te geforceerd en met voldoende naturel.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s