Vandaag hield de Interparlementaire Commissie (IPC) van de Taalunie een openbare hoorzitting over het gebruik van de standaardtaal in media en politiek, in het Vlaams Parlement in Brussel. Die hoorzitting, die op ruim 2 uur afklokte, is hier opnieuw te bekijken. Onder het leiderschap van IPC-voorzitter Wilfried Vandaele (N-VA) werden taaladviseurs en parlementsleden annex mediafiguren opgevoerd, met tussendoor telkens ook de (weliswaar beperkte) mogelijkheid tot vragen uit het publiek. Of er dankzij de hoorzitting van vandaag veel vooruitgang werd geboekt in het ingewikkelde maar intrigerende standaardtaaldebat, laat ik in het midden, maar een aantal dingen zijn me toch opgevallen. Omdat dat tegenwoordig hip is (en om TL;DR-reacties te vermijden), presenteer ik ze hieronder in een lijstje van vijf punten.

1. De VRT en het ‘juiste’ Taalcharter: een genuanceerde visie op standaardtaal in de media

Over het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Taalcharter is intussen al voldoende inkt gevloeid (ik heb daar trouwens mee schuld aan, mea culpa), maar ik was bijzonder blij met de toelichting van Ruud Hendrickx, taalraadsman van de Vlaamse openbare omroep (VRT). Zijn toelichting in verband met het vernieuwde Taalcharter, dat een ommezwaai laat zien van een ‘idealistisch’ naar een ‘realistisch’ (in zijn woorden: ‘juist’) taalbeleid voor de VRT, was helder, genuanceerd en aannemelijk. Hij geeft aan dat het taalgebruik op de VRT nog steeds georiënteerd is (en moet zijn) op de standaardtaal, maar dat daarin gradaties mogelijk zijn, die beïnvloed zijn door de rol van de spreker, het publiek en het genre. Aan het ene uiteinde van het spectrum heb je het ‘Nieuwsnederlands’, de strengste norm. Die moet gehaald (of nagestreefd) worden door de nieuwsankers en de kernjournalisten, en ook door de nieuws- en verkeersinformatielezers op de radio. Zij kunnen hun tekst immers op voorhand uitschrijven, en hebben uitgebreid de tijd om alles terdege voor te bereiden. Daarnaast zijn er de reporters ‘in het veld’, en de dragende presentatoren van amusementsprogramma’s. Van hen wordt standaardtaal verwacht, weliswaar minder strikt dan bij de nieuwsankers, maar toch van een voldoende niveau. Ten derde zijn er de externe experts en de gelegenheidspresentatoren (Natalia op de MIA’s, bijvoorbeeld). Zij moeten ook naar het Standaardnederlands streven, maar een lichte tongval is daarbij geen probleem. Ten slotte is er nog fictie en humor, en daarbinnen zijn in principe alle varianten mogelijk. Hendrickx maakt van Ketnet uitdrukkelijk een uitzondering: daar geldt de klassieke ‘volksverheffende’ taak van de VRT wel nog, en de jeugdzender wil een rol spelen in de taalontwikkeling van de jeugd. Met zijn continuüm ambieert Hendrickx een ‘juist’ Taalcharter, dat recht doet aan de verwachtingen van de taalgebruiker én aan die van de opdrachtgever. Met wisselend succes, zo blijkt uit vele reacties, maar de intenties lijken me in elk geval zeer nobel.

2. Nederland ligt absoluut niet wakker van het hele standaardtaaldebat

Luc Devoldere (Ons Erfdeel) vatte het verschil tussen de omgang van Nederlanders en Vlamingen met taal goed samen: voor Nederlanders is onze taal zo vanzelfsprekend, dat ze er bijna onverschillig mee omspringen, terwijl het thema voor Vlamingen zo gevoelig ligt, dat ze voor het minste op de barricaden staan. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de jobtitels van Ruud Hendrickx (VRT) en Michiel Hartzuiker (NOS): ze hebben dezelfde baan, maar terwijl Hendrickx een “taaladviseur” is, laat Hartzuiker zich veeleer “taalcoach” noemen. Nog sterker bleek het onderscheid tussen Nederland en Vlaanderen uit het begin van de bijdrage van Roberto la Rocca, medewerker Verslag en Redactie van de Nederlandse Tweede Kamer: hoe hard hij ook zocht, hij vond geen spoor van een taalbeleid in Nederland – de prioriteiten liggen elders (zie punt 3).

3. “Heldere” taal is veel belangrijker dan “correcte” taal

Het werd door verschillende sprekers benadrukt: zowel in de media (nieuwslezers, reporters) als in de politiek (volksvertegenwoordigers, parlementsleden) is het van het grootste belang dat een boodschap helder en duidelijk wordt overgebracht. Dat betekent dat vakjargon gemeden wordt (ik heb de indruk dat de NOS daar trouwens het verst in gaat, en dat wordt hen – zoals Hartzuiker ook aangaf – niet altijd in dank afgenomen), dat het Engels waar mogelijk achterwege wordt gelaten, en dat men ook moeilijke constructies en woorden waar mogelijk vermijdt. Jan Hautekiet zal het graag horen.

4. In deze hoorzitting had ook het onderwijs een prominente plaats moeten krijgen

In de tien minuten spreektijd die Johan Verstreken (nu parlementslid, vroeger tv-gezicht) kreeg toegemeten, kwam het onderwijs voor het eerst aan bod – dan pas. Ik vroeg het me op voorhand al af: waarom wordt er vandaag gedebatteerd over presentatoren en politici, maar niet over leerkrachten? Ook zij worden immers steevast afgerekend op hun (standaard)taalgebruik, zoals recent nog bleek uit de reacties op de Taaltest van De Standaard. Verstreken eist van zowel presentatoren, leerkrachten als politici standaardtaal, en bedoelt daarmee dat ze aandacht moeten hebben voor uitspraak, articulatie, woordenschat en grammatica, er in één adem aan toevoegend dat tussentaal en dialect ongeschikt zijn bij het uitoefenen van hun beroep. Waarom werd het onderwijs dan niet meegenomen in deze hoorzitting? Er werden in het verleden, bijvoorbeeld door Verstreken zelf, al parlementaire vragen over het belang van standaardtaal in het onderwijs gesteld, maar veel verder zijn we daarmee toen niet geraakt. Een gemiste kans, al laat gewezen politica Nelly Maes de kans niet liggen om de Vlaamse leerkrachten alsnog een veeg uit de pan te geven:

“Want er zijn nog altijd kinderen die denken dat je in het Nederlands geen normale conversaties kan voeren. Dat je een dialectzanger moet zijn om te kunnen uitdrukken wat je eigenlijk in je hebt. Dat wijt ik aan het onderwijs. Euh ik heb een aantal jaren onderwijs genoten maar ook Nederlands onderwijs gegeven en ik vraag mij af of we vanuit dit parlement niet veel meer impulsen moeten geven naar dat emancipatorisch karakter. Wij hebben als kinderen uit de volksklasse, opgevoed in het dialect, Nederlands geleerd op school. En we hebben het nadien dan toegepast. Maar als leraars zélf geen Nederlands spreken, als zij zelf toegeven, als zij zelf een manier van spreken hebben die zo slordig is dat bijvoorbeeld geen enkele t meer aan de da komt. In dit parlement moet je eens horen, maar ik verwijt het minder de parlementsleden want die worden tenminste verkozen door het volk.”

Nelly Maes, ex-politica, geeft leerkrachten een veeg uit de pan (vanaf 2u04′)

5. De meest gestelde vraag in dit debat over standaardtaal: wat is standaardtaal eigenlijk?

Vandaele opende de hoorzitting met de melding dat hij vandaag geen debat wou voeren over wat standaardtaal nu precies is. Daarna las hij de (wel erg ruime) definitie van ‘standaardtaal’ voor die de Taalunie hanteert, en daarmee was voor hem de kous af. Uit de praatjes van de diverse sprekers viel echter vooral af te leiden dat iedereen een eigen definitie van ‘standaardtaal’ heeft, en dat een debat daarmee vooral snel kan verzanden in begripsverwarring. De ene zegt een ‘inclusieve’ benadering van standaardtaal voor te staan, terwijl de ander net elke vorm van een ‘Belgische norm’ afwijst en benadrukt dat er één Nederlands moet zijn, één en ondeelbaar. De hoorzitting was helaas dan ook weinig meer dan een opeenvolging van sprekers en respondenten, en heeft nooit tot een echt debat geleid. Een gemiste kans.

Tot slot: holle clichés

Tijdens deze hoorzitting werden opnieuw een aantal clichés bovengehaald die telkens opnieuw dooddoeners zijn in het debat, en de discussie geen stap vooruithelpen: dat ons taalgebruik vol verderfelijke leenwoorden zit bijvoorbeeld, of dat de eenheid tussen Vlaanderen en Nederland verdwijnt omdat we niet meer naar elkaars tv-programma’s kijken – dat laatste werd trouwens netjes gepareerd door Peter Debrabandere (“Er zijn tegenwoordig veel meer Nederlanders te zien in Vlaamse tv-programma’s dan vroeger, en daardoor is de invloed net groter!”) en Ruud Hendrickx (“Veel Nederlandse kinderen kijken naar Ketnet”).

Een ander verslag van deze hoorzitting is terug te vinden op de blog van Miet Ooms. Haar globale indruk is – gelukkig – iets positiever.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s