De Standaard 20141108

Van alle taalprofessionals zijn leerkrachten het meest tolerant voor Vlaamse elementen in het Nederlands, zo bleek uit de taaltest van deze krant. In de daaropvolgende debatten werden leerkrachten daardoor (alweer) weggezet als laks en onkundig. Steven Delarue heeft andere ervaringen.

Voor mijn doctoraatsonderzoek heb ik de voorbije twee jaar lessen bijgewoond van 82 Vlaamse leerkrachten uit basis- en secundaire scholen over heel Vlaanderen. Met elk van die leerkrachten heb ik achteraf ook boeiende gesprekken gehad over hun houding tegenover het AN en andere variëteiten van het Nederlands, zoals tussentaal en dialect.

Daaruit bleek dat zowat alle leerkrachten zich terdege bewust zijn van hun taalopdracht. Elke leraar is immers een taalleraar, zoals voormalig minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) het stelde. Leerkrachten hechten dan ook veel belang aan het AN, verbeteren nauwgezet spel- en grammaticale fouten en fout geconstrueerde zinnen.

Dat doen ze echter vooral in geschreven teksten (taken, opstellen, eindwerken), en veel minder vaak in het gesproken taalgebruik van leerlingen. Daar is de inhoud belangrijker dan de vorm, en leerkrachten voelen dan ook niet de noodzaak om elke afwijking van de standaardtaal meteen te corrigeren.

Dat betekent absoluut niet dat leerkrachten laks zijn als het over taalgebruik gaat, en evenmin dat ze geen taalprofessionals zouden zijn. Taal is voor leerkrachten immers het voornaamste middel om zich van hun belangrijkste taak te kwijten: leerlingen de nodige kennis en vaardigheden bijbrengen. Die pedagogische taak is zonder twijfel de belangrijkste, en dat taal daarbij geen doel is, maar louter een middel, wil niet zeggen dat ze gedegradeerd moeten worden tot taalamateurs.

Tussentalige vermaning

In de praktijk blijkt het eigenlijke taalgebruik van leerkrachten inderdaad vaak niet te voldoen aan de strikte standaardtaalnorm. Het taalgebruik van leerkrachten kan immers sterk veranderen in de loop van een les: van instructies en theoriestukken in een standaardtaliger register, tot een anekdote of een vermanende uitroep die tussentaliger klinkt. Dat betekent dat ze die strikte norm vaak niet halen, maar dat vinden leerkrachten zelf ook lang niet altijd nodig: ze doen hun best, waken erover dat ze verstaanbaar blijven (lees: geen dialect gebruiken), en focussen zich voor de rest vooral op inhoud en didactiek.

Is dat dan een verkeerde keuze? Van leerkrachten wordt heel veel verwacht, en daarbij hoort ook aandacht aan taal besteden. Het is de taak van lerarenopleidingen om toekomstige leraren bewust te maken van dat (misschien iets té) brede gamma aan opdrachten en taken, maar als de ruimte om aandacht te besteden aan taal beperkt blijft tot één of in het beste geval enkele vakken, is het dan wel opportuun om die aandacht onverkort te richten op het uitroeien van allerlei ‘-ismen’ en ander Vlaams woordengespuis?

Tijdens mijn veldwerk heb ik de afgelopen twee jaar vooral bijzonder veel gepassioneerde leerkrachten gezien, die professioneel genoeg zijn om zich zowel inhoudelijk als talig van hun taak te kwijten, en het niet verdienen om onkundig of laks te worden genoemd. Helaas blijft die perceptie hardnekkig overleven, taaldebat na taaldebat. Zo blijven we elk jaar dezelfde symbolische strijd uitvechten, maar raken we ooit één stap verder? Hoog tijd om de stellingenoorlog achterwege te laten.

Verschenen in ‘De Standaard’, 8 november 2014, p. 50-51. Dit opiniestuk is een stevig ingekorte versie van een langere tekst, die hier terug te vinden is. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s