De bladeren vallen van de bomen, mutsen en handschoenen worden weer bovengehaald en hier op kantoor vallen de eerste collega’s ten prooi aan virale infecties: ’t is weer herfst! En sinds een paar jaar betekent dat ook dat het weer tijd is voor een onvervalste taaltest, u aangeboden door De Standaard en Radio 1. Tijdens vorige edities wilden ze graag weten hoe Vlaams (2014) of hoe chill (2015) uw Nederlands was – het viel me trouwens op dat de editie van 2014 véél meer stof deed opwaaien dan die van 2015 – en dit jaar wordt er weer lekker uit het vaatje van die typisch Vlaamse ideologische taalgevoeligheid getapt: het gaat over taalfouten.

Wie aan de test deelneemt, krijgt 30 zinnen voorgeschoteld, waarbij de vraag is: “Ergert u zich als u in de krant deze taal- of stijlfout ziet?”. Wie dat voor de 30 zinnen doet, en daarna nog een aantal andere vragen beantwoordt, krijgt vervolgens een score én een profiel: van taalhippie en taaltoerist over taalchampetter tot taalnazi. Die laatste categorie leverde ook de inspiratie voor de naam van de taaltest zelf: die werd – marcherende taalsoldaten incluis – De Grote Taalnazi-test gedoopt.

Dat gebruik van de term taalnazi riep op Twitter al meteen relatief veel discussie op – in die mate zelfs dat Jan Hautekiet vanmorgen op Radio 1 de hoofdredacteur van De Standaard moest bellen om de boel wat te sussen: tuurlijk is het niet de bedoeling om het nazisme te relativeren, of mensen die taalfouten belangrijk vinden te demoniseren. Zelf heb ik ook een beetje een probleem met het begrip, zij het om een andere reden. Zoals Hautekiet & co benadrukken, staat taalnazi inderdaad in Van Dale (voor hen meteen een reden om de term te gebruiken), maar de betekenis daar is:

<minachtend> iemand die voortdurend anderen op hun taalfouten wijst

Dat is toch niet waar de taaltest naar peilt? In de 30 zinnen stonden er zaken waar ik me aan kan ergeren als ik ze in de krant tegenkom, maar dat hoeft niet per se te betekenen dat ik er de journalist in kwestie meteen op zou aanspreken. Soms stoort het me genoeg om er een tweet aan te wijden (doe gerust mee, met de hashtag #zoekdetaalfout!), maar in veel gevallen haal ik de schouders op en lees ik gewoon verder. Ben ik dan een taalnazi of niet? En hoe verhoudt een taalnazi zich bijvoorbeeld tot een (taal)purist? Of tot een ‘taalstroman’, zoals iemand het mooi omschreef op Twitter – iemand die zo gefocust is op taalcorrectheid, dat hij/zij amper aandacht besteedt aan de inhoud?

Nog meer begripsverwarring ontstaat er als je gaat kijken naar wat er zoal onder de term taalfout wordt gevat. Wie de 30 zinnen bekijkt, kan minstens vier onderverdelingen maken:

1. “Klassiekers in het genre” (denk aan noemen/hetendan/alsslaan/slagen(een) beroep doen op, etc.)

2. Grammaticale fouten (een instrument die/dataan zij/hen die lijden, meer mannelijk/mannelijker,…)

3. Spelfouten (koste vs. kosttecreëeren vs. creërenpunt hoofd vs. punthoofd,…)

4. Tikfouten (beokje voor boekje,…)

Daarnaast zijn er ook een aantal gevallen die ik zelfs niet in de bovenstaande categorisering kwijt kan. Stijlkwesties bijvoorbeeld:

De kampbewaker zegt niet actief te hebben meegedaan aan de massamoord in Auschwitz. In Auschwitz kwamen bij die massamoord 1,1 miljoen mensen om.

  • Fout
  • Correct: De kampbewaker zegt niet actief te hebben meegedaan aan de massamoord in Auschwitz. In het kamp / Daar / Daarbij kwamen 1,1 miljoen mensen om.
  • Toelichting: dit is een stijlfout. Schrap overbodige woorden. Zie het stijlboek van De Standaard, op 15 oktober bij de krant.

Is dat ook al een fout dan? Akkoord, het zou efficiënter zijn als je dat tweede voorkomen van “in Auschwitz” gewoon zou schrappen, en vanuit stilistisch-esthetisch oogpunt vind ik “in het kamp”, “daar” of “daarbij” ook vlotter klinken, maar als ook dát al een taalfout is, dan zijn we dat begrip wel écht aan het uithollen.

Meer nog: sommige zinnen bevatten niet eens fouten, wat een beetje raar is. Wil men ook onderzoeken of mensen zich ergeren aan vermeende taalfouten? Wordt wel lachen, als die zelfverklaarde taalnazi’s rood aanlopen omdat er in een tekst ‘binnen 30 seconden’ of ‘zo-even’ staat, terwijl dat gewoon lekker correct is!

Persoonlijk erger ik me niet aan iemand die ‘dat aftands flatgebouw’ (zonder buigings-e) of ‘giraffenek’ (zonder tussen-n) schrijft. De onderstaande zin stoorde me dan weer wél, maar wat me nog meer ergerde, was de gebrekkige toelichting die bij die ‘taalfout’ werd gegeven. “Slordig taalgebruik” vind ik erg magertjes als uitleg, en onnodig geringschattend. Waarom wordt hier niet verwezen naar bijvoorbeeld de toelichting van de Taaltelefoon, zoals bij andere gevallen wél gebeurde? Omdat het hier om ‘taalfouten’ gaat die in de geest van de opstellers enkel door jongeren worden gemaakt? Het is niet toevallig de oma die in het onderstaande voorbeeld gebeld moet worden, denk ik dan.

Mag ik u gsm eens even lenen? Ik wil mijn oma bellen.

  • Fout
  • Correct: Mag ik uw gsm eens even lenen? Ik wil mijn oma bellen.
  • Toelichting: slordig taalgebruik

Op de radio, bij Hautekiet (Radio 1), mocht taalprof Peter-Arno Coppen (RU Nijmegen) wat toelichting geven bij de verschillende profielen die uit de taaltest voort bleken te komen, met obligate interviewtjes met voor- én tegenstanders van taalvariatie. Interessant was de vaststelling dat het onderzoek naar een eventueel verband tussen persoonlijkheidskenmerken en gevoeligheid voor taalfouten nog in de kinderschoenen staat. Dat er met deze test een voorzichtige poging wordt gedaan om daar iets aan te veranderen, valt in dat opzicht toe te juichen, al lijkt er bij de taaltest van dit jaar wel geen universitaire partner betrokken te zijn. De toekomstige resultaten zijn dus sowieso met een korrel zout te nemen.

Voor het overige kwam Coppen niet echt veel aan het woord, had ik de indruk. Hij kon weinig meer doen dan vaststellen dat zowel (zelfverklaarde) taalnazi’s als taalhippies bestaansrecht hadden, en dat hun beider meningen er wel mogen zijn. Lekker diplomatisch: elke taal kent wel een norm, en sommigen vinden het belangrijk om zich daaraan te houden, maar anderen niet. Klaar. Twee van Coppens uitspraken zijn wel blijven hangen, en vond ik bijzonder waardevol voor de discussie, al werd er voor de rest niet veel mee gedaan. Ten eerste worden mensen die zich niet al te veel aantrekken van taalfouten vaak geframed in termen van luiheid. Coppen ziet het net als een uiting van efficiëntie: er niet te veel tijd of inspanning in stoppen. Ten tweede benadrukt Coppen dat het altijd weer diezelfde top 20 van clichés is die in dit soort discussies naar boven komt: noemen/heten, als/dan, hen/hun, enzovoort. Dat is echter slechts een fractie van de taalrijkdom waarover we beschikken – waarom zou je je daarop blijven fixeren?

Het opvallende (en tegelijk logische) aan dit soort discussies is dat velen zich betrokken voelen, en dat er erg veel emotie mee gepaard gaat, maar erg weinig rationele argumentatie. Dat is bij deze Taaltest – en de reacties erop – niet anders. Maar dat zo’n test kranten verkoopt, daar twijfel ik geen seconde aan.

De aflevering van ‘Hautekiet’ valt opnieuw te beluisteren via Radioplus. In De Standaard van 14 oktober staat een analyse van de resultaten van de taaltest. En wie nog meer wil: op zaterdag 15 oktober zit bij De Standaard een stijlboek met schrijftips. 

12 reacties

  1. Ik probeer intussen al maanden mensen te vinden die mijn enquête over Taal op websites willen invullen. Ik wil namelijk net onderzoeken hoeveel invloed taalfouten om commerciële websites hebben op het gedrag van potentiële klanten: haken ze af bij de eerste dt-fout of denken ze ‘och, zolang de producten maar goed zijn’? Dat lijkt me nuttige info, zowel voor de bedrijven die zich afvragen of het nu de moeite is om te investeren in een goede tekstschrijver als voor de tekstschrijvers die die bedrijven daarvan willen overtuigen èn – vooral – de eindgebruikers. Want als de ergernis inderdaad groot is, dan wil je terwijl je surft toch net zoveel mogelijk vlot leesbare teksten zien, niet?
    Nu ja, de enquête heeft geen klikaas-titel, wordt niet verspreid door De Standaard en vraagt wel wat inspanning van de invuller. Het zal daar waarschijnlijk aan liggen 😉
    Ah ja, mocht er iemand toch zin hebben: hier vind je hem: http://taalverhalen.be/taalonderzoek/mini-onderzoek-taal-op-websites/ Je reserveert er best 15 à 20 minuten voor, en je krijgt op het einde geen label opgeplakt. Wil je al wat resultaten kennen? Die vind je hier: http://taalverhalen.be/taalonderzoek/taal-op-websites/

  2. Dag Steven

    “Het opvallende (en tegelijk logische) aan dit soort discussies is dat velen zich betrokken voelen, en dat er erg veel emotie mee gepaard gaat, maar erg weinig rationele argumentatie.”

    Ze hadden mij gevraagd om te reageren. Maar wat laat de mail gezien (vierdaags verjaardagsweekend achter de rug) en kan alleen intuïties en percepties geven, geen wetenschappelijke duiding.

    Zin in een recensie van de ‘Compacte taalwijzer’ en/of ‘Interpunctieboekje’ van Genootschap Onze Taal?

    Hartelijke groet

    Filip

  3. Voor mij zit daar een cruciale factor in: ‘Als het in de krant staat’.
    Ben ik vreselijk veeleisend (ouderwets) als ik vind dat je min of meer correct moet kunnen schrijven als je bij de krant werkt?
    Mijn ergernis varieert: mijn vrienden mogen veel, ik zie ze graag; mijn leerlingen moeten bijleren, maar ze zijn niet allemaal even taalgevoelig; professionele taalgebruikers, die moeten bewijzen dat ze professioneel zijn (en ze zijn niet perfect)… Het mag van mij ook wat genuanceerder, dat debat.
    Het is de allereerste keer in mijn leven dat ik als ‘taalnazi’ bestempeld wordt en de definitie die in bovenstaand artikel gegeven wordt, stemt niet overeen met de realiteit.
    Zelfs mijn facebookvrienden/Facebook-vrienden weten beter…

    1. Ik geef je gelijk dat de taal in de krant zeker verzorgd moet zijn. Dat journalisten per definitie altijd foutloos moeten schrijven, dat is utopisch, vrees ik. Iedereen kan wel eens een uitschuiver maken, en iedereen die schrijft, weet ook dat je op de duur blind wordt voor je eigen fouten. Daar dienen net redacteurs voor, en daar knelt het schoentje tegenwoordig, vrees ik. Dus laten we hopen dat elke taalnazi aan de krant duidelijk maakt dat besparen op tijd en redactiewerk geen optie is.

  4. Het probleem van de test is dat het verschillende dingen tegelijk wil testen: spelling, taalzorg en taalattitudes. Daardoor komt het geheel nogal chaotisch over…

  5. Dag Steven,

    Ik geef je grotendeels gelijk. Over het meeste wat je zegt, denk ik hetzelfde. Ik kan er nog aan toevoegen dat ik me nog meer dan aan (sommige) taalfouten, die me in de ene taalgebruikscontext (zoals bij jou) meer storen dan in de andere context, erger aan de manier waarop de test in de media geplaatst wordt. Moest dat nou echt met die verwijzing naar de nazi’s? Ik kan wel tegen een stootje en waardeer humor en enige overdrijving best wel. Maar dit vind ik ongepast. Indirect worden een hoop associaties gemaakt die je beter niet kunt maken. Wat hebben mensen die op hun taal (en die van anderen) willen letten, nou te maken met nazi’s? Volgens Van Dale is “taalnazi” inderdaad een ‘minachtend’ woord voor iemand die anderen voortdurend op taalfouten wijst, maar toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat het een weinig flatterend en niet vaak voorkomend woord is. Ik vind op Google tussen 1-1-2015 en 31-8-2016 81 resultaten voor de zoekopdracht “taalnazi” tegenover 77 resultaten tussen 1-9-2016 en 11-10-2016. Dat is niet echt overweldigend. Maar goed, die frequenties, daar gaat het me nu niet echt om. Het gaat erom dat hier eigenlijk al tendentieus taalgebruikers die belang hechten aan goed, verzorgd, correct taalgebruik bij voorbaat al als ‘taalnazi’s’ getypeerd worden. Let dus maar op hoe je de test invult, als je niet verder als taalnazi door het leven wilt gaan. En hoe sympathiek is dat ook alweer ten opzichte van de Duitsers, naar wie die term “nazi” toch maar weer eens fijntjes verwijst! Ruim zeventig jaar na WO II moet nog steeds naar “nazi’s” verwezen worden om er iets radicaals mee aan te duiden. Indirect worden hier de Duitsers en de Duitse taal weer maar eens geschoffeerd. Hadden ze er nog een klankfragmentje bij kunnen plaatsen met het woord “Schmetterling” opzettelijk agressief, hard, bulderend uitgesproken.

    Met hartelijke groet van misschien wel een taalnazi

    1. Het gebruik van de term ‘nazi’ toont nog maar eens aan hoe lomp onze massamedia zijn geworden. Ik citeer uit etymologiebank.nl, M. De Coster (2007), Groot scheldwoordenboek: “Tegenwoordig is het woord zijn historische betekenis meer en meer kwijtgeraakt en wordt het vaak gebruikt in de zin van ‘rechtse klootzak’ of gewoon rotzak*”.
      Helemaal akkoord met jou, Peter, over de lompheid tegenover Duitsers. En ik voeg daaraan toe: tegenover alwie te goeder trouw meeging met het nationaalsocialistische gedachtegoed; in overgrote meerderheid overtuigde katholieken en protestanten. Maar meer nog vind ik het straf dat ‘onze’ pers haar lezers en luisteraars indeelt in taalklootzakken en taalrotzakken enerzijds, en leuke taalhippies c.q. taaltoeristen anderzijds.
      Je zal míj niet vinden tussen de deelnemers aan dergelijke bedoeningen, en ook niet tussen de krantenlezers of radioluisteraars. Het doel van de pers lijkt wel te zijn: zichzelf overbodig te maken.
      Overigens, als taalprofessioneel vind ik discussies over ‘correct’ of ‘fout’ taalgebruik voornamelijk informatief, en meestal arrogant.

    1. @saskiavision: fout, wat mij betreft. Het woord “aantal” mag dan enkelvoud zijn, het gaat hier niet om het /aantal/ dat de auteur niet in de categorisering kwijt kan. Het gaat om de /gevallen/ die hij niet in de categorisering kwijt kan. Net als “miljoen” enkelvoud is (immers: een miljoen), terwijl “een miljoen mensen” meervoud is. Of moet dat ook als enkelvoud vervoegd worden, bijvoorbeeld ‘in Amsterdam woont een miljoen mensen’?

  6. Dat taal evalueert is iets van alle tijden. Dat we taalfouten opnemen, omdat ze zo vaak gemaakt worden, is echter van een heel andere orde. De huidige generatie (in ieder geval in NL) bakt er nauwelijks nog iets van. Zelfs Hbo’ers moet je vooral niets op laten schrijven. Iedere opa of oma verbetert ze met gemak. De domheid regeert, maar het zelfvertrouwen is groot!
    Het onderwijs in het algemeen,en het taal- en rekenonderwijs in het bijzonder, is afgezakt naar een niveau om de verwende jeugd (die anders en masse zou zakken voor hun examen) te gemoed te komen. Diploma’s hebben om die reden ook niet meer de waarde van voorheen.
    Als mijn dokter hetzelfde taalgebruik zou hanteren in zijn (schriftelijke) communicatie met mij, dan zou ik me haasten een andere te zoeken. Hoeveel vertrouwen mag je hebben in een expert die niet eens foutloos kan schrijven?

  7. In een vacaturetekst werd gevraagd om mijn motivering voor de sollicitatie.
    Wat moet je dan?
    Begin je met “Mijn motivering . . . . . .”, om niet belerend over te komen of begin je eigenwijs met “Mijn motivatie . . . “.
    Geef je daarna aan wat je motivatie is om te solliciteren, zoals het verwerven van inkomsten, of ga je in op de inhoud van de vacature?
    Ik bedoel maar, het is nooit zwart-wit. (gekke zin).

  8. Ik vind ‘taal’ zeer belangrijk om de eenvoudige reden dat het één van de
    meest fundamentele menselijke kenmerken is en omdat een (bepaald) mensenkollektief niet kan funksioneren zonder een (bepaalde) taal. Een taal is in wezen een (kollektief) betekenis aanduidend klankensisteem, gekoppeld aan een funksioneel zingevende ‘grammatika’. De geschreven weergave hiervan (woorden en grammatika) is slechts een afgeleide die enkel van bijkomend en (thans) veelal van ondergeschikt belang is in de vorm van schriftelijke (dus klankloze) kommunikasie, behalve uiteraard voor mensen met spraak en/of gehoor gebreken. Hoe de betekenis gevende klanken, (gesproken woorden en zinnen) van een taal schriftelijk worden weergegeven is voor elke taal konvensioneel vastgelegd in een zogenaamde ‘spelling’ of in een ‘spellingsisteem’ (‘ortografie’ of ‘(juist)schrijfwijze’, Duits ‘Rechtschreibung’). In sommige talen uit zich dat in konvensioneel kollektief overgeleverde komplekse betekenis dragende tekens of tekenkonfigurasies. Een ‘spellingfout’ in het Sjinees of het Japans bv. is meteen ook een échte taalfout die rechtstreeks gevolgen heeft voor de betekenisoverdracht (kommunikasie). Dit is in onze taal (en in de meeste andere talen) niet zo ‘strikt geregeld’, wat echter geen afbreuk kan doen aan de vaststelling dat elke ‘spelling’ per definitie kollektief konvensioneel is en dus per definitie moet voldoen of hoort te voldoen aan één gelijkvormige norm: DE ‘spellingnorm’. Een spellingfout is dus (behoudens in sommige talen) géén taalfout maar een (schrijf)norm fout. Échte taalfouten zijn fouten die fundamenteel tegen de (gesproken) grammatika van een taal indruisen. ‘Stijlfouten’ bestaan mijns inziens niet omdat elke grammatika voldoende speelruimte voorziet en toelaat om op verscheidene manieren grammatikaal korrekte zinnen te bouwen met dezelfde of ongeveer dezelfde betekenis. ‘Stijl’ is bijgevolg een subjektieve en volkomen vrije taaluiting die aan geen enkele (algemene) taalnorm gebonden is. Elke soort ‘stijl’ heeft (in bepaalde kommunikatieve konteksten) natuurlijk wel zijn voor- en nadelen. Hoe meer ‘stijlen’ men beheerst, hoe breder en gevarieerder ook de kommunikasie mogelijkheden en vaardigheden. Om stijlvaardig te kunnen zijn dient men echter een diep inzicht en een grondige (parate) kennis te verwerven van: 1° de algemene fonetiek en de fonologie van de Nederlandse taal; 2° de Nederlandse (basis)woordenschat waaronder ook de zogenaamde ‘oude’ woorden; 3° de spraakkunst (grammatika) van de Nederlandse taal in al zijn aspekten en in al zijn mogelijkheden voor variasies en varianten, in het bijzonder de woordsoorten, de woordgroepen, de woordvorming en de konstruksie van zinnen en hun funksionaliteit, met inbegrip van semantische variasies.
    Het is presies op deze drie punten waar het in ons onderwijs zo erbarmelijk aan mangelt en waar het mis loopt: we zetten almaar méér in op zogezegde ‘meertaligheid’ (die er in werkelijkheid niet is en die voor de meeste mensen – binnen onze taalgemeenschap – ook niet nodig is of het niet zou mogen zijn) terwijl we almaar minder onze eigen gemeenschapstaal kennen en beheersen en ze tevens klakkeloos en respektloos – zowel gesproken als geschreven – vermengen met allerlei woorden en dus ook ‘spellingen’ uit allerlei vreemde talen – inzonderheid het Engels – waardoor onze taal evolueert en kultureel-kommunikatief degradeert tot een kreools hutsepottaaltje met een ‘spelling’ die uiteindelijk geen ‘spelling’ meer zal zijn. Daarom meen ik ook dat onze taal dringend nood heeft aan een éénvormig genormeerd ‘spellingsisteem’ gebaseerd op het fundamenteel ‘klankensisteem’ van de Nederlandse taal, een ‘spellingsisteem’ dat in de eerste plaats een ‘sisteem’ is dat elke taalgebruiker ‘in het hoofd ‘ kan hebben, zonder wanhopig een beroep te moeten doen op almaar dikker wordende ‘spellingboeken’ of een in X- dikke banden gebonden ‘Dikke Van Dale’ die almaar meer evolueert naar een soort vertaalwoordenboek / ensiklopedie Engels-Nederlands waarbij Engels almaar meer sinoniem wordt voor ‘Nederlands’. Nochtans is het simpel: Engels is geen Nederlands zoals Nederlands ook geen Engels is. Vooral de Engelstaligen lijken dat bijzonder goed te beseffen! Hallo, ‘Nederlandse Taalunie’?
    Het zal U niet ontgaan zijn dat ik in deze reaksie bewust en gewild een
    aanzetje heb willen geven tot een uniform ‘spellingsisteem’ voor onze taal (een Nederlandse ‘k’ klank wordt in alle gevallen door de letter ‘k’ weergegeven, een ‘s’ klank in alle gevallen door de letter ‘s’, een ‘ks’ klank door de letterkombinasie ‘ks’ en niet door een ‘x’, een ‘ie’ klank door een ‘ie’ of een ‘i’ maar niet door een ‘y’). ‘Etimologie’ (woordwortelkunde) is een eksotisch klinkend woord en best een leuk magisch spelletje maar het levert ons (bij het schrijven) niets op behalve ‘spellingmiserie’.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s